Bescherming | Terrein van hoge archeologische waarde |
---|---|
Monumentnummer | 4.18.3.001 |
Monument naam | Hertheuvelse hoeve |
Categorie | Archeologisch waardevol terrein |
Complex | Bewoning |
Complextype | Moated site (omsloten terrein) |
Datering | Volle Middeleeuwen: 1000-1250 n. Chr., tot Nieuwe tijd: 1500 – 1900 n.Chr. |
Ten zuiden van Eersel bezat de abdij van Averbode de hoeve Hertheuvel, op de kaart van 1650-1659 geheten de Heijnsheuvel. Bij de Hertheuvelse hoef stond midden zeventiende eeuw een omwaterd stenen huis ofwel “Kasteel”. Het is onbekend wanneer het gebouwd werd. Thans een wat lager gelegen veld met grachtrest waarin mogelijk nog archeologische resten op onderzoek wachten.
De akker van de hoeve ligt op een dekzandkopje; de beemden netjes in het dal van de Run. Het Klotbeemdeken valt op een plek waar veen in de grond zit, maar het grote Turfveld is nu “zand”. Het terrein waarop de oude gebouwen stonden ligt wat lager dan de omgeving. Het oude erf ligt op de overgang van de hoge akker ten noorden en het beekdal ten zuidoosten, tegen een lage rug die naar het zuidwesten loopt.[1]
Gegevens uit oorspronkelijke bronnenHet gebied van de Hertheuvelse hoeve beslaat een oppervlakte van ruim 34 bunder rond 1650 ofwel ca. 4,6 hectare. Het gebied werd rond 1650 op tekening vastgelegd door de kaartenmaker Cornelis Lowis voor de abdij van Averbode die het landgoed destijds in bezit had.
We komen de Hertheuvelse hoeve voor het eerst tegen in de historische bronnen in 1340. Dat betreft de cijnsregisters van de Hertog van Brabant. Ene Marten van Eersel draagt in de periode 1340-1351 cijns af voor ‘het goed van heinshovel’. De hoeve met het bijbehorende land komen we in de oude bronnen overigens alleen maar tegen als Heijnsheuvel, zij het weliswaar in verschillende schrijfwijzen. In 1359 droeg ene Lodewyck Jacobs Hanegreefszoen de hoeve op aan Vranck van Leuwe, “monnik” in Averbode ten behoeve van de abdij. De abdij houdt het goed in eigendom tot de Franse revolutie. Op 1 september 1796 werden bijna alle religieuze gemeenschappen in Nederland en België opgeheven door de Franse overheid en hun bezittingen werden verbeurd verklaard. In 1798 werd de zogenaamde “Commissie van Breda” ingesteld, die het beheer kreeg van de bezittingen van de voormalige abdijen die gelegen waren in Nederland en België. De Hertheuvelse hoef kwam zo dus onder beheer van een rentmeester van deze Commissie. In 1811 werd deze Commissie van Breda opgeheven en ging het beheer van de gewezen goederen van Averbode naar de Administratie der Domeinen. De Hertheuvelse hoef is tot 1849 in bezit gebleven van de Provincie. Op 31 maart 1849 wordt het gehele gebied verkocht voor ƒ7000,- aan de abdij van Postel. In 1890 wordt het geheel verkocht aan een stichting van de abdij, de Norbertusstichting, die speciaal was opgericht om de goederen van de abdij in Nederland te beheren. Deze stichting was gevestigd in Eersel en heeft de goederen tot 2014 in beheer gehad.
De kaart die Cornelis Lowis rond 1650 voor de abdij van Averbode heeft gemaakt is vrij gedetailleerd. Met de juiste achtergrond informatie kan daar zeer veel informatie uitgehaald worden. Uit de figuur in afb.1 is het volgende af te leiden. De percelen langs de rivier de Run werden voornamelijk gebruikt als weiland. Dit betreft, het linker deel van perceel 1, percelen 2 t/m 6, 8 en 12 t/m 16. Perceel 2 bestaat ook nog voor een deel uit bos. Perceel 10 en een groot deel van perceel 7 was in gebruik als akker en perceel 17 en 18 waren heide. Daarmee hebben we het grootste deel van het gebied gehad, maar er zijn nog een paar percelen die nog niet of slechts gedeeltelijk benoemd zijn. Beginnen we bij perceel 1. Het bovenste gedeelte, boven de rivier is bos en het linkergedeelte onder de rivier lijkt een combinatie van bos en heide, of een weide of akker die langzaam door bos wordt overwoekerd. Dit perceel heet ’t Beeck-ursel (in 1650) of het eusel (rond 1800). Eusel is een Brabantse variant van het woord eeuwsel, wat werd gebruikt om relatief arme of zure beekdalgraslanden aan te duiden, vandaar dat het mogelijk te arm was om als weiland of akker te gebruiken. In perceel 7 zien we ook nog een gedeelte dat niet in gebruik was als akkerland. Aan de hand van het kleurgebruik is het vermoedelijk een braakliggend stuk land is, wat mogelijk ook als een soort pad of doorgang heeft gediend. Perceel 9 is de moestuin en het gebied rondom de gebouwen op perceel 11 is de boomgaard. Perceel 12 lijkt in eerste instantie ook een weiland te zijn, maar als je goed kijkt zit er ook een licht bruin streepje doorheen. Mogelijk dat dit afwisselend als weiland en akkerland werd gebruikt of iets dergelijks.
Ook van de gebouwen kunnen we veel informatie uit de kaart halen. De gebouwen A, B, C en D zijn in een geelachtige kleur weergegeven, waarbij de schoorstenen van gebouw A en B in een duidelijk rode kleur zijn weergegeven. Dit betekent dat het hier hoogstwaarschijnlijk om gebouwen gaat die waren opgetrokken uit vlechtwerk bekleed met leem, zoals dat gebruikelijk was in die tijd in deze streek, en met schoorstenen uit baksteen. Gebouw E, is geheel in het rood afgebeeld, dus waarschijnlijk geheel gebouwd van bakstenen. Perceel nr.11 is in de legende van het kaartboek aangeduid als “den mest-hoff met de huysinge”. Het gebouw A is dus blijkbaar het huis waar de boer met zijn gezin woonde. In deze streek was het gebruikelijk dat het huis en de stal onder één dak stonden, dus ook de stal zal in gebouw A ondergebracht zijn geweest. Het gebouwtje B achter het huis was waarschijnlijk het bakhuis, omdat het een klein gebouwtje met een schoorsteen is. Een bakhuis, waar dus de oven stond waarin het brood gebakken werd, stond vaak apart vanwege het verhoogde risico op brand. Het gebouw C zou een schuur, maar ook de schaapsstal geweest kunnen zijn. Ook gebouw D zou ook een schuur kunnen zijn. Vooral bij hoeven van kloosters en kerken kwam vaak een spieker voor. Dat is een bewaarplaats voor graan. Een spieker werd in het geval van een pachthoeve gebruikt als centraal verzamelpunt voor graanpachten en tienden. Gebouw D zou zo’n spieker of graanschuur kunnen zijn geweest, maar zeker is dat niet. Gebouw E is een geval apart. Dat dit gebouw E het belangrijkste gebouw was van de Hertheuvelse hoef is niet alleen af te leiden uit het feit dat dit het enige gebouw was dat volledig uit baksteen was gemaakt, maar ook de aanwezigheid van een gracht rondom dit gebouw duidt hierop. Mogelijk stamt deze gracht uit de periode kort na 1410. Toen ontstond er namelijk een ruzie tussen de prins-bisschop van Luik, Jan van Beieren en de abt van Averbode, Jan van Molnere. In 1410 liet de bisschop van Luik de goederen van de abdij in Sterksel plunderen. Verschillende hoeven werden platgebrand. Daarna werd het nieuwe huis met een gracht omgeven en de ingang werd met een slagboom afgesloten. Als gevolg van deze of soortgelijke gebeurtenissen is mogelijk ook hier in Eersel een gracht aangelegd, om het gebouw te beschermen tegen mogelijke plunderingen, al dan niet in opdracht van de prins-bisschop van Luik. Het gebouw heeft een schoorsteen, dus zal het destijds gebruikt zijn geweest voor bewoning.
Het gebruik van het land was rond 1832 anders dan in het midden van de zeventiende eeuw, zoals te zien is in afb.2. Er zijn veel verschillen met de situatie van rond 1650, zie [1]. De weilanden liggen weliswaar nog steeds bij de rivier, met name in het oosten, en de akkers liggen ook nog grotendeels op dezelfde plek, maar er is veel dennenbos bijgekomen en de heide is nu in het noorden in plaats van in het zuiden. In de periode van 1830 tot 1850 moeten een deel van de weiden zijn ingericht als vloeiweiden, maar het is niet helemaal duidelijk over welke percelen het dan precies gaat. Waarschijnlijk zijn het de percelen die op Bergeijks grondgebied lagen.
De situatie rond de gebouwen op de Hertheuvelse hoeve is in 1832 enigszins gewijzigd ten opzichte van de situatie in het midden van de zeventiende eeuw. Gebouw A is waarschijnlijk net als voorheen het huis, maar in deze streek was dat meestal gecombineerd met de stal. Gebouw F is waarschijnlijk een schuur en gebouw G het bakhuis. Dan blijft het ook hier niet helemaal duidelijk wat gebouw E, het stenen gebouw, zou kunnen zijn. Ik denk dat het gebouw als schuur in gebruik zal zijn geweest. In ieder geval is wel duidelijk dat de gracht rondom het gebouw dan al gedempt is.
In 1937-1938, toen de gebroeders Hoeks in de hoeve woonden, is een nieuwe boerderij gebouwd en de oude gedeeltelijk afgebroken. Dit blijkt pas in 1946 in de kadastrale administratie terecht gekomen te zijn, want toen werd onderstaand kaartje pas getekend.
Het huis, gebouw A, werd gedeeltelijk gesloopt, evenals het hele gebouw F, de schuur en G, het bakhuis. De huidige boerderij is het nieuwe gebouw H. Wat het nieuwe gebouw I is weet ik niet precies, maar het gebouw E stond er toen dus nog. Daar was op dat moment niets aan gewijzigd.[2]
Waardering
Terrein van archeologische waarde.[3]
AfbeeldingenAfb.1. De kaart van de Heijnsheuvel van Cornelis Lowis uit het midden van de zeventiende eeuw uit het kaartenboek van de abdij van Averbode; incl legende.
Afb.2. De kadasterkaart van 1832 met daarop aangegeven hoe de verschillende percelen in die tijd gebruikt werden.
Afb.3. Luchtfoto van de huidige situatie. Het is goed te zien dat de Run door de ruilverkaveling is rechtgetrokken.
Voetnoten[1] Catalogus Cultuurhistorische Inventarisatie Erfgoedkaart Eersel, Bijlage 2, Overzicht van waardevol cultureel erfgoed en aardkundige waarden in de gemeente Eersel, Versie 2021, par.3.1, p.57.
[2] Thijssen, Winfried; “De Hertheuvelse hoef”, deel 1-3, De Rosdoek nr. 183, 185, 186, september 2022, maart 2023 en juni 2023.
[3] Catalogus Cultuurhistorische Inventarisatie Erfgoedkaart Eersel, Bijlage 2, Overzicht van waardevol cultureel erfgoed en aardkundige waarden in de gemeente Eersel, Versie 2021, par.3.1, p.57.