Titel | De Gronden der Staats-, Provinciale en Gemeente-inrichting van Nederland |
---|---|
Omslag | |
Content | Uit de Inleiding: De mensch bezit den trek tot gezelligheid, tot aansluiting aan anderen. Immers de natuur noopt hem daartoe. Die trek openbaart zich het eerst in het familieleven, en dat familieleven leert het nut en de voordeelen van onderling hulpbetoon, van ruiling van diensten en van zoveele andere verschijnselen kennen, die zich voordoen, zoodra een aantal gezinnen in elkanders nabuurschap wonen. Zonder eenig bepaald plan van menschlievendheid, wellicht zelfs uit baatzucht, maken zij elkander het leven aangenaam. Maar ook het spraakvermogen wijst er op, dat alleen door samenwerking niet slechts de stoffelijke, maar ook de verstandelijke ontwikkeling der menschen, overeenkomstig de natuur, kan plaats grijpen. Zoo bestaat de Maatschappij, als een noodwendig gevolg van ’s menschen verstandelijken aanleg: men streeft naar eigen welvaart, naar beschaving, door samenwerking met anderen. Met het oog dan ook op die algemeene behoeften, die voor ieder bestaan, en niet op het standpunt van bijzondere betrekkingen, worden in de volgende bladzijden de grondtrekken van ons staatsbestuur meegedeeld en besproken. Die grondslagen zijn neergelegd in de Grondwet en uitgewerkt in tal van wetten, die daaruit voortvloeien of er mee samenhangen. Buitendien hebben zich uit de in de Grondwet neergelegde beginselen en uit de daarin heerschenden geest zekere regels ontwikkeld, die als ’t ware stilzwijgend worden opgevolgd, als noodzakelijke uitvloeisels eener wet, die slechts in breede trekken haar voorschriften kan meedeelen, en binnen den kring daarvan ruimte moet laten voor een ontwikkeling, in overeenstemming met dezelfde volksbehoefte en dezelfde volksopinie, als die de Grondwet zelve mogelijk heeft gemaakt (Vlg. H.V.8; VI,16). Terwijl reeds de Grondwet van 1815, bij de oprichting van het koninkrijk der Nederlanden gemaakt, op behoorlijke wijze de belangen van Regeermacht en van Volksvrijheid trachtte te vereenigen, hebben de 2 herzieningen die van 1840 en vooral van 1848, daartoe gestrekt, dat de ware begindelen der Constitutioneele Monarchie nog juister in haar zijn opgenomen. De zekerheid van het koninklijk gezag aan de eenen, en de eerbiediging der volksrechten aan de andere kant, hebben vooral bij de laatste herziening aanmerkelijk gewonnen. Aldus herzien is de thand=s geldende Grondwet plechtig afgekondigd en ingevoerd 3 November 1848. (Publ. van 14 Oct. 1848, Staatsblad no, 75) Inhoud: EERSTE HOOFDSTUK. – Het Koninkrijk der Nederlanden, Grondgebied, Inwoners. TWEEDE HOOFDSTUK. – Rechten en Verplichtingen der Ingezetenen in het algemeen DERDE HOOFDSTUK. – De Koning VIERDE HOOFDSTUK. -Samenstelling der Vertegenwoordiging VIJFDE HOOFDSTUK. – Wetgevende Macht, Koning, Staten-Generaal.Ministers, Raad van State. ZESDE HOOFDSTUK. – Uitvoerende Macht, Koning, Raad van State- Ministers. Regeering ZEVENDE HOOFDSTUK. – Financiën ACHTSTE HOOFDSTUK. – Justitie NEGENDE HOOFDSTUK. – ‘Lands Verdediging TIENDE HOOFDSTUK – Waterstaat ELFDE HOOFDSTUK. – Onderwijs TWAALFDE HOOFDSTUK. – Godsdienst DERTIENDE HOOFDSTUK. – Staatszorg voor het stoffelijk welzijn der Ingezetenen VEERTIENDE HOOFDSTUK. – Armenverzorging VIJFTIENDE HOOFDSTUK. – Samenstelling van het Bestuur – De Provincie in dienst van het algemeene Rijksbelang – Het Provinciaal Huishouden – De Provinciale Financiën ZESTIENDE HOOFDSTUK. – Samenstelling van het Gemeentebestuur – Betrekking der Gemeente tot het algemeen Rijks- en het Provinciaal bestuur – Huishoudelijk Bestuur der Gemeente – Gemeente-Financiën ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. – Algemene Bepalingen – Nederlands Indië – Suriname – Curaçao en andere West-Indische Eilanden |
Auteur | Mr. L. de Hartog |
Uitgever | A. W. Sijthof, Leiden |
Jaar | 1879 (vierde herziene druk) |
Aantal pagina's | 152 |
Rubriek | Rechtsgeschiedenis |
Periode | 19de Eeuw (Industrialisatie) - 1800 tot 1900 |
Regio | Nederland Overig |
Locatie | 06-3 |